Voorbije week werd er geen nieuwkomer geregistreerd. Het totaal aantal soorten voor onze fruitstreek is dus status quo gebleven op 159. Vandaar dat ik van de gelegenheid eens gebruik maak om een ander typisch akkervogeltje in de kijker te plaatsen, nl. de geelgors. Paul Matthys kon afgelopen week bovenstaand exemplaar op zijn lens krijgen.
De geelgors is met typische zang en felgele verenkleed een vrolijke verschijning op onze akkers. Het is een stand- en zwerfvogel die iets groter is dan een huismus. Met een lichaamslengte van 16 tot 17 cm en een gewicht van 25 tot 30 g. De mannetjes zijn op de buik, borst en kop knalgeel. Ook in de winter kan je dat geel goed zien. Voor de rest een mengeling van bruin en geel op de vleugels en een warmbruine stuit. De vrouwtjes zijn minder geel, maar in hun verenkleed kom je toch altijd gele tinten tegen. De geelgors leeft voornamelijk van zaden, maar vangt tijdens de broedtijd ook insecten. Ze voelen zich vooral thuis in gebieden waar nog aan traditionele landbouw wordt gedaan: open akkers met een sterke afwisseling aan gewassen en hier en daar een boom als zangpost. Het nest van de geelgors zit op de grond tussen hoge planten en struiken en is gemaakt van halmen, worteltjes en stukjes gras. Een legsel bestaat meestal uit 4 tot 5 witachtige eieren met bruine vlekken en streepjes. De broedtijd bedraagt ongeveer 12 tot 14 dagen. De eieren en jongen worden door beide ouders verzorgd. Onderstaande foto’s werden gemaakt door Lucas Bollingh en Dirk Ottenburghs.
Leave a Reply