Na 17 dagen in het nieuwe jaar staat de soortenlijstteller voor onze fruitstreekregio reeds op 87 soorten. Afgelopen week kwamen er een aantal speciale soorten bij zoals rode wouw, goudplevier en een appelvink. In de Grote beemd van Wellen kon Gert Appeltans een appelvink aan de soortenlijst toevoegen.
De appelvink is een grote vink, met een opvallend grote en blauwachtige snavel. Met deze krachtige snavel kunnen harde pitten eenvoudig worden gekraakt. Uit onderzoek is gebleken dat hij met zijn snavel een drukkracht van 50 kilogram kan uitoefenen. Een kersenpit is daarmee moeiteloos gekraakt. De appelvink heeft een fraai gekleurd verenkleed en is overwegend roestbruin met veel accenten. Ook typisch is zijn oranje kop, grijze nek en zijn er blauwzwarte en witte strepen op de rug. Zijn roep is vrij explosief en scherp ‘piks’ met bijna elektrische klank. De soort heeft een teruggetrokken leefwijze, vaak hoog in bomen en is moeilijk te vinden. Appelvinken komen het meest voor in de bosgebieden op de zandgronden. In onze regio zijn er elk jaar wel enkele te bewonderen. De appelvink eet vooral zaden van bomen (haagbeuk, beuk, Spaanse aak, esdoorn, iep, eik). Ook pitten van vogelkers, zoete kers en zonnebloem zijn erg in trek. De wetenschappelijke naam van de appelvink ‘Coccothraustes coccothraustes’ is afgeleid van het Griekse ‘kόkkos’ (pit, zaadje) en ’thrauein’ (verpletteren, verbrijzelen). Deze betekenis vinden we ook terug in dialectnamen als kersenkraker, kriekesteenbijter en pitteneter.
Beide schitterende archieffoto’s 2012 zijn van Pascal Gielen.
Verder nog enkele fotogenieke blikvangers van de week:
* Blauwe reiger (Paul Matthys)
* Knobbelzwanen (Stefan Nimmegeers)
* Tafeleenden (Carlo VDS)
* Buizerd (Paul Matthys)
* Wintertaling (Stefan Nimmegeers)
* Goudplevier (Paul Matthys)
* Grauwe gorzen (Paul Matthys)
* Roek (Pierre Vandersmissen)
* Roodborsttapuit (Paul Matthys)
Groeten en tot volgende week,
Carlo Menten
Leave a Reply